Eriksson Delcroix

Met de albums For Ever en Heart Out Of Its Mind heeft Eriksson Delcroix zich moeiteloos weten te profileren als een countryband waaraan de doorsnee hedendaagse Nashville-act in de verste verte niet kan tippen qua authenticiteit, eigengereidheid én kwaliteit. Wie in België en omstreken de country opzoekt, komt bijgevolg vanzelf terecht in het soms van weemoed doordrongen, soms speelse of zelfs ronduit uitzinnige, maar hoe dan ook altijd avontuurlijke wonderland van Bjorn Eriksson en Nathalie Delcroix – een land waar ondoorgrondelijke schoonheid en tijdloos mysterie thuis zijn.

Ook op Magic Marker Love, hun derde album samen – hun vierde, als je de elektrocountryplaat van hun vroegere band The Partchesz meetelt –, komt de luisteraar weer het geluid van pedal steel en tekstuele referenties aan Hank Williams en Patsy Montana (de song ‘A Sweetheart’s Cowboy’) tegen, maar de banjo blijft deze keer in de kast, en de samenwerking met het fabuleuze Sun Sun Sun Orchestra, waarvan bandleider Tim Vandenbergh verschillende composities op zijn rekening neemt, zorgt ervoor dat bijvoorbeeld de bevreemdende openingssong van het album net zo gemakkelijk Laurie Anderson of de muziek van Twin Peaks in gedachten brengt. Op het titelnummer van de plaat dan weer klinkt Eriksson zowaar als wijlen de wederhelft van Anderson, en meer bepaald als de Lou Reed van Magic And Loss, nóg een plaat die met het woord ‘Magic’ begint. En die net als Magic Marker Love als een glansrijk, allesbehalve hopeloos maar onmiskenbaar rouwalbum kan worden omschreven…

Magic Marker Love is opgedragen aan de op 31 augustus 2016 aan het leven bezweken Antwerpse bassist Lenn Dauphin, één van de ‘three young clowns’ waarover het in ‘Three sisters’ luidt: ‘Two flew high and one flew low / And crashed through the wall of Jericho’. Het is niet de enige keer op Magic Marker Love (‘Magic Marker’ is de bijnaam die Eriksson zijn vriend ooit gaf) dat religie om de hoek loert: in het prachtige ‘First Another Cigarette’ kampt Nathalie Delcroix vertwijfeld met haar ongeloof in God op de drempel van ‘this little church’: ‘Though I don’t believe in God and Jesus Christ / A desperate girl will never know if she doesn’t even try’… Vooral echter wordt door de achterblijvers, worstelend met hun verlatenheid, soelaas gezocht in de muziek zelf (‘You might think it’s weird we made a song to ask you to come back again’), wat in zijn geheel genomen leidt tot wat, met dank aan de her en der dwars door het hart snijdende strijkers van Sun Sun Sun Orchestra, met dank aan de hoogst expressieve stemmen en samenzang van Bjorn en Nathalie, met dank ook, niet te vergeten, aan Lenn Dauphin, misschien wel de rijkste, noodzakelijkste en kortom beste plaat tot nog toe is van Eriksson Delcroix.

En nu we toch aan het rangschikken zijn: het hoogtepunt van het album is wat mij betreft het tekstloze ‘Pow Wow Nr 1’. Of anders het al genoemde, van hete smacht en lonely cool doordesemde ‘A Sweetheart’s Cowboy’. Of misschien wel ‘The Colors All Go To Bed’, een lullaby waardoorheen een onheilspellend donkere bries lijkt te waaien en die dientengevolge de naarste dromen garandeert. Of één van de zeven andere nummers. Het doet er niet toe, het valt niet te zeggen. Kunst heeft niets te maken met competitie. Grote kunst ook niet.